5. ‘Iemand ging eens naar zijn land om te zaaien. Terwijl hij daarmee bezig was, viel er wat zaad op de weg. Het werd vertrapt en door de vogels opgegeten. 6. Er viel ook wat zaad op rotsachtige bodem, maar toen het opschoot, droogde het uit door gebrek aan water. 7. Ander zaad viel tussen de distels, en toen de distels opschoten verstikten ze het. 8. Maar er viel ook wat zaad in vruchtbare aarde, en dat bracht honderdvoudig vrucht voort toen het was opgeschoten.’ Hij voegde er met luide stem aan toe: ‘Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren.’
26. Ik zal jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven, ik zal je versteende hart uit je lichaam halen en je er een levend hart voor in de plaats geven.