Migrantenvrouwen die hulp en opvang zoeken omdat ze slachtoffer zijn van huiselijk geweld en seksueel geweld, blijven vaak ‘hangen’ bij informele vrouwenorganisaties en komen zo niet terecht bij instanties als de politie of Veilig Thuis.
Dit blijkt uit een rondgang van De Balie Live Journalism en Pointer langs 17 informele vrouwenorganisaties in Amsterdam. Deze organisaties voor vrouwen en meisjes zijn diepgeworteld in de wijk, laagdrempelig en vaak de eerste plek waar vrouwen aankloppen voor hulp. Ze hebben een belangrijke signaleringsfunctie en verwijzen door naar de politie of formele hulpinstanties zoals het meld -en adviespunt Veilig Thuis, of Blijf Groep, die opvanghuizen in heel Nederland heeft. Maar in de praktijk blijkt dat een deel van de vrouwen die hulp of opvang zoekt niet doorstroomt naar deze instanties.
De vrouwenorganisaties hebben inloopspreekuren, bieden weerbaarheidstrainingen en ondersteuning bij problemen. Er zijn koffieochtenden, dansworkshops en kooklessen. Activiteiten waarbij de ontmoeting centraal staat. Het idee: als je vrouwen eenmaal binnen hebt, vertellen ze misschien ook wat er mis gaat. De organisaties zijn veelal opgezet voor en door vrouwen met een migratieachtergrond. Denk aan verenigingen voor Sudanese, Eritrese en Syrische vrouwen.
Bij Ikram Chiddi, voorzitter van De Marokkaanse Vrouwen Vereniging Nederland (MVVN) klopten er afgelopen jaar tientallen vrouwen aan voor hulp of opvang bij huiselijk geweld. De vereniging heeft zelf geen bedden en probeert vrouwen in de reguliere opvang te krijgen. “Bij de MVVN doen we niet aan breien of kookles. We strijden voor het fundamentele recht van vrouwen op bescherming en gaan vaak mee met vrouwen die aangifte doen”. Volgens haar werkt het huidige opvangsysteem niet en is er sprake van ontmoedigingsbeleid.
Volgens Chiddi worden vrouwen niet geholpen door discriminatie in de screening van formele organisaties, zoals politie en Veilig Thuis. “Dit speelt met name bij vrouwen met een afhankelijke verblijfsvergunning. Er wordt dan gevraagd: waarom ben je in Nederland? En waarom ga je niet terug naar je eigen land?” Veel van de vrouwen die zij doorverwijst krijgen in beginsel geen opvangplek, vertelt Chiddi. “Vaak genoeg hebben we vrouwen later, met behulp van advocaten, toch de vrouwenopvang in gekregen, omdat ze er dus wel recht op hebben.”
Vrouwen krijgen volgens de MVVN vaak te horen dat de dreiging niet acuut genoeg zou zijn. “Dat komt over als: laat je in elkaar rammen en kom dan terug, dan kunnen we pas iets voor je doen. Terwijl deze vrouw nu zorg nodig heeft.” Ook als een vrouw wel door een screening voor opvang komt, kan het lang duren. Tja en dan staat ze op straat. Dit is gevaarlijk, want hierdoor verdwijnen ze van de radar.”
Op een matje
Rafia Aallouch, directeur van Stichting Home Empowerment, helpt vrouwen die te maken hebben met huiselijk geweld. “Blijf Groep of Veilig Thuis zeggen vaak tegen ons: het is gewoon een huisvestingsprobleem, ga eerst maar eens rondkijken bij familie en vrienden. Maar dan zijn we zo weer twee maanden verder, en die mevrouw heeft al die tijd geen eigen huis”.
Meerdere organisaties kregen het huisvestingsargument te horen. Hanneke Bakker, directeur bij Blijf Groep, laat in een reactie weten inderdaad soms tegen organisaties te zeggen dat het meer een huisvestingsprobleem is. “Er is niet altijd directe onveiligheid aan de orde. We moeten ook strakke kaders hebben, omdat er gewoon niet veel plekken zijn.” Twee jaar geleden trok Blijf Groep al aan de bel over dit tekort. Er komt een uitbreiding van de opvangplekken, maar dat zal pas eind 2025 gerealiseerd zijn.
Een woordvoerder van Veilig Thuis Amsterdam benadrukt ook dat de schaarste aan opvangplekken dwingt tot duidelijke kaders. “Wij herkennen dat het soms moeite kost om tot een gepaste oplossing te komen, en dat er soms behoefte is aan meer snelheid, tegelijkertijd moeten wij ook rekening houden met een wettelijk kader.” Ook zegt Veilig Thuis dat de hulpvragen van informele organisaties niet altijd passen bij wat ze kunnen doen. “Daardoor kunnen we de verwachtingen niet altijd waarmaken”.
In de tussentijd geeft Rafia de vrouwen onderdak via haar netwerk van informele opvangverleners. “Dat zijn vrouwen die zelf ook ervaring hebben met geweld, ze bieden eten en een slaapplek. Maar ze krijgen daar geen vergoeding voor.” En daar kan iemand ook niet altijd terecht: “Soms bel je je gek op vrijdagavond, dan leg ik ze ook weleens op een matje hier in onze stichting. Dat mag niet, maar alles beter dan op straat.”
Chiddi: ‘We weten al dat vrouwen met een migratieachtergrond laat aan de bel trekken bij seksueel geweld. En als ze dan de kracht hebben om hulp te zoeken, worden ze afgepoeierd. “Je moet je voorstellen: je wordt al jaren in elkaar gemept, je hebt eindelijk de kracht om te zeggen dit ‘pik ik niet’ en stapt uit de geweldsituatie.
Achter de voordeur
Vrouwen willen zelf ook niet altijd doorverwezen worden. Ze zijn bang voor het aangifteproces en wantrouwen professionele organisaties. Aangifte willen ze soms niet doen, omdat ze bang zijn dat hun partner erachter komt. Sommige vrouwen hebben bovendien geen paspoort, staan niet ingeschreven bij een huisarts en zijn niet verzekerd. Het is haar woord tegen dat van haar echtgenoot, die zich in het slechtste geval beter kan uitdrukken in het Nederlands. Bakker laat weten de angst van slachtoffers te begrijpen, maar geeft aan dat dit niet nodig is. Deze angst blijkt volgens haar ook uit de meldingen die bij Veilig Thuis binnenkomen, 70% komt vanuit de politie en niet vanuit slachtoffers zelf. “Je wil natuurlijk liever dat vrouwen zelf aan de bel trekken als er hulp nodig is, er zijn tolken beschikbaar en we vangen in de opvang tot wel 100 nationaliteiten op.”
De organisaties benadrukken de kwetsbaarheid van ‘onzichtbare’ vrouwen die jarenlang door hun echtgenoot opgesloten zijn achter de voordeur. Vaak zijn ze de Nederlandse taal niet machtig en hun echtgenoot wel. Een vrouwenorganisatie uit Amsterdam-West: “Ik help Syrische vrouwen die een Arabische tolk nodig hebben om aangifte te doen of opvang te krijgen. Ze krijgen dan iemand uit Irak toegewezen. Dat is zo’n ander dialect, die verstaan elkaar echt niet. Dan trekt de vrouw zich toch terug.”
Alle vrouwen die niet in het formele circuit terechtkomen worden niet opgenomen in cijfers over aantallen slachtoffers, waardoor bestaande cijfers een vertekend beeld geven van de werkelijkheid. Maar vooral: ze krijgen geen professionele zorg en ze zijn afhankelijk van hun informele netwerk, soms nog te dicht in de buurt van hun mishandelaar of uitbuiter.
Politieagent Cindy de Koning probeert een brug te slaan tussen de politie en informele vrouwenorganisaties: “Ik neem bijvoorbeeld wijkagenten mee naar bijeenkomsten van groepen die de politie nog niet goed op de radar heeft.” Laatst werd De Koning gebeld door een vrouwenorganisatie over een casus. De vrouw in kwestie was slachtoffer van huiselijk -en zeden geweld en was geplaatst in een opvang bedoeld voor verslaafden. De Koning: “Ze zat daar tussen gebruikers en durfde haar kamer niet uit. Ik breng het onder de aandacht van die formele organisatie, maar eigenlijk kan ik daar als agent weinig in betekenen. Dit moet worden opgepakt door de reguliere hulpverlening.”
Wijkniveau
Extra lastig is het voor de organisaties die zich inzetten voor vrouwen die ongedocumenteerd of vluchteling zijn. “Ook voor ons is het grootste probleem opvang regelen. We proberen altijd wel eventjes Veilig Thuis te bellen, maar we komen er niet altijd doorheen. Er wordt aangestuurd op opvang in het eigen netwerk maar dat hebben ongedocumenteerden meestal niet.” Ook benadrukt de organisatie dat er te weinig bedden zijn in de vrouwenopvang. “Ik werk hier nu een aantal jaar, maar ik heb eigenlijk nog nooit iemand op een noodbed gekregen.”
Veilig Thuis Amsterdam erkent dat er ruimte is voor verbetering in de samenwerking met informele partijen. Daar zijn ze ook al mee bezig, zo geven ze lokale trainingen en proberen ze op wijkniveau zichtbaar te zijn. Bakker, directeur van Blijf Groep Amsterdam, benadrukt net als Veilig Thuis dat ze de samenwerking met informele organisaties juist erg belangrijk vindt. “Zij zitten dicht bij de mensen. En we zouden samen het gesprek moeten voeren over wanneer een situatie onveilig is.”
"