De Kunst van het Oorlog voeren - S0 / E10

Hoofdstuk 7 Gewapend treffen

Dit hoofdstuk gaat over de allerlaatste voorbereidingen op de strijd in een subtiele wereld.

Het gebruikt het beeld van Hexagram 6 De Strijd uit De I-Tjing (Boek der Veranderingen van het Daoisme): twee partijen die tegenover elkaar staan en allebei vinden dat ze gelijk hebben, vlak voordat de klappen gaan vallen. Hoe ziet dat beeld er uit?

Daarbij wordt gebruikt gemaakt van het leraarschap: het doorgeven van wetmatigheden, waarbinnen de leerling zijn eigen vorm kan kiezen.

De wetmatigheden:

  • Verschil herkennen tussen interne vorst (bestuurder) en de generaal (uitvoerder). Iemand anders moet de baas worden om van iets af te komen. Ook intern. Die overgang is cruciaal als je in conflicten zit. Dan is er sprake van mobilisatie. De vorst houdt vast, de generaal mobiliseert.

Terug naar hexagram 6 van de I-Tjing. Eerste 4 lijnen geven aan: niet aanvallen, geen strijd. De 5e lijn is de strijd aangaan die je al gewonnen hebt. De 6e lijn is de strijd tot het einde en die is altijd uitputtend, een Pyrrusoverwinning.

  • Weten/voelen wanneer de strijd gaat beginnen. Een mentaliteitsverandering van voorbereiding naar de strijd aangaan. Een wezenlijk verschil.
  • Voortgaan in het juiste tempo. Dan ben je rustig als de wind. Majestueus als een woud. Roerloos als een berg. Onvoorspelbaar zijn als een schaduw. Bewegend als donder en bliksem.
  • De Commandant/generaal en zijn officiers zijn de belichaming van het leger. Het leger kijkt naar hen. Als zij gedemotiveerd raken, ben je verloren. Kortom: ken je eigen moraal.
  • Val geen vijand aan die intact is.
  • Val geen vijand aan die op hogere grond staat (sociale laag)
  • Val geen troepen aan met een heuvel in de rug.
  • Belet niet een vijand terug te keren naar zijn eigen land. Geef ruimte om terug te keren. Anders strijdt de vijand tot de dood.

Dit is de kunst van het inzetten van troepen (vlak voor de gewapende strijd).


Over De Kunst van het Oorlog voeren

De Kunst van het Oorlog voeren is een boek geschreven door Sun Tzu rond 500 voor Christus. Het boek beschrijft aan de hand van 13 hoofdstukken hoe te handelen in extreme situaties, oftewel conflicthantering. De woorden ‘Kunst’ en ‘Oorlog’ in de titel geven aan dat het over strijd en de behandeling van die strijd gaan. Aan de hand van bepaalde wetmatigheden, regels die altijd gelden, vertelt Sun Tzu, in bijna dichterlijke vorm, hoe oorlog voeren tot kunst verheven kan worden. Oorlog, het grootste conflict mogelijk, gaat over het herstellen van geschonden grenzen. Als men zich aan die regels houdt, dan is het mogelijk om de strijd tot een goed einde te brengen. Het boek is geschreven in beeldtaal en daarmee later een leidraad geworden voor vele vormen van conflict. De beelden zijn toepasbaar in organisaties, bij onderhandelingen, op het sportveld, in de politiek en ook bij, misschien wel het belangrijkste, innerlijk conflict. In ieder hoofdstuk zal Jaap, mede aan de hand van voorbeelden, de vertaling maken van het voeren van oorlog, zoals het in het Chinees beschreven is, naar andere vormen van conflict.