Dit hoofdstuk is een verlenging van hoofdstuk 4 en 5: en gaat over de details: zwakke en sterke punten
De uitwerking van het strategisch voordeel in het veld:
De (militair) expert beweegt de vijand en wordt niet door de vijand bewogen. Wie kan de spanning bij de ander leggen? Dat heet herkennen en verplaatsen van de spanning.
In de voorbereiding moet de vraag 'wat zijn de zwakke en sterke punten van jezelf en van de ander? beantwoord worden. Daarbij is intentie voor de strijd het meest subtiele (vormloos). Deze is niet zichtbaar! Daarna komen strategie en tactiek. Die zijn een stuk concreter. Als laatste komt de strijd.
Problemen worden niet opgelost in het zintuiglijk vlak, maar op het niveau van de intentie. Dat is het verschil tussen werk en werking. Werken is achter de feiten aanlopen. Werking is stil zijn: manifesteren. Het voegt zich rond jou. Een vorm van leiderschap: een punt in jezelf waar het altijd stil is en waar je altijd naartoe kunt gaan.
Werk: geen ruimte, vermoeiend.
Werking, ruimte en brengt energie. Het geeft overzicht om te zien wat er gebeurt en dat is heel belangrijk.
De wetten van een guerrillaoorlog: waar de vijand het meest aan gehecht is, is waar ie aangevallen kan worden? Waar je het meest aan gehecht bent, verdedig je namelijk sowieso. De plaats van het gevecht moet geheim blijven. Je moet je altijd kunnen terugtrekken of tijd kunnen kopen.
Overal op voorbereid zijn betekent overal zwak zijn. Perfectie bestaat niet. Besef dat je niet overal op kunt voorbereiden, dat er onzekerheid is. Daarom is er het belang van schijnbewegingen. Om de vijand te zien, waar sterke en zwakke punten liggen.
Je gaat uit van je eigen kracht, maar je kan van tevoren niet weten of je een strategisch voordeel hebt en of je zult winnen. Dat wordt in de strijd bepaalt. Je kunt je alleen goed voorbereiden. Dan ben je volkomen in het hier en nu en kun je de geest (shen) krijgen, ook wel flow genoemd. Dat gebeurt altijd in de actualiteit.