In serie 3, aflevering 9 bespreken Joost en Inge allereerst de toepasselijkheid van de faillissementswet op de vereffening van een nalatenschap en meer in het bijzonder, het fixatiebeginsel. Artikel 4:218 lid 5 BW verklaart de faillissementswet voor zoveel mogelijk van toepassing op de vereffening van de nalatenschap. Geldt dit ook voor het in het faillissementsrecht geldende fixatiebeginsel, inhoudende dat de rentes na het uitspreken van een faillissement niet meer doorlopen?
Twee kinderen hebben een vordering op de nalatenschap van hun moeder uit hoofde van de vaderlijke erfdelen. Over deze vorderingen liep rente. Bij de vereffenaar van de nalatenschap van moeder rijst de vraag of deze rentes doorlopen of dat het fixatiebeginsel, zoals in het faillissementsrecht geldt, van overeenkomstige toepassing is op de vereffening van de nalatenschap. De Hoge Raad gaf antwoord op deze vraag.
Daarnaast komt het alsof-beding in huwelijkse voorwaarden aan bod. Echtgenoten kunnen in hun huwelijkse voorwaarden afspreken dat zij bij een echtscheiding met elkaar zullen verrekenen alsof zij in gemeenschap van goederen waren getrouwd. De vraag is of een dergelijk alsof-beding alleen ziet op de verrekening, of ook op de overige regels die gelden bij een huwelijksgoederengemeenschap.
Het betrof twee echtgenoten die onder huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd en in deze voorwaarden een alsof-beding hadden opgenomen. Tijdens het huwelijk had de man uit zijn eigen middelen geïnvesteerd in het bedrijfspand van de vrouw, waarvoor hij na de echtscheiding een vergoeding vordert. Volgens de man kon hij namelijk dankzij het alsof-beding een beroep doen op de regeling van de vergoedingsrechten die we kennen bij de huwelijksgoederengemeenschap. De Hoge Raad moest hierover oordelen.
Familie- en erfrechtadvocaat Joost Diks bespreekt met Inge Diepman de twee uitspraken van de Hoge Raad en de gevolgen hiervan voor de rechtspraktijk.