Als 16-jarige luisterde Nadia naar heel veel muziek van Elvis en Wil Tura, maar ook de Surinaamse groep Naks en de soulmuziek uit die tijd, jaren ‘70. Ze woonde toen samen met haar moeder in de flat Grunder. 1969 was het toen. In ‘66 waren ze in Nederland geland, want moeder wilde bij haar man zijn, niet Nadia’s vader. De hereniging werd geen succes. Eenmaal in de Bijlmer maakte Nadia kennis met homo’s en bezocht ze de sjieke mooie woningen van die mannen.
Ze was nog altijd een stil en braaf meisje toen een Surinaamse man haar scheen te volgen: bij de bushalte, in de bus, en toen ze uitstapte bij Grunder. Vlakbij de ingang naar de lift sprak hij haar aan en vertelde dat hij had gezien, dat ze het boek ‘Wij slaven van Suriname’ van Anton de Kom in haar hand had. Hij nodigde haar uit voor een bijeenkomst bij zijn familie, in een appartement van Groeneveen. En zo rolde ze de politiek in: discussiëren over de situatie in Suriname, mee protesteren tegen de oorlog in Vietnam en het uitdelen van het blad ‘De rode Surinamer’. En met de linkse studentenclub Loson voerde ze actie tegen de de gemeente die Surinamers geen appartement gunde in de leeglopende Gliphoeve.
Ze studeerde in Utrecht af als sociaal pedagoog, maar werd actrice en belandde bij het Eindhovens gezelschap Proloog met wat opruiend theater voor jongeren. Vormingstheater heette dat toen.
Ze keerde ook terug naar Suriname, maar toen haar zoon met zijn ernstige ziekte in in dat land niet geholpen kon worden, keerde ze terug naar Nederland, naar de Bijlmer. Strijdliederen werden haar hobby. Ze maakte er een podcast over: Surinaamse strijdliederen jaren '70.