Peter Priehn was vanaf 1974 tot midden ‘80 wijkagent en rechercheur in de Bijlmer. Onder collega’s werd hij ook wel de ‘niggerlover ‘genoemd vanwege z’n goede connecties met de Surinaamse bevolking van Gliphoeve. Hij vertelt dat het in Gliphoeve altijd feest was, want overal vandaan kwam keiharde muziek. Het was er gezellig en altijd wat te doen. Door al die muziek kon je dus ook niet spreken van geluidsoverlast. Het joeg wel de witte Nederlanders de flat uit. En ja: er was ook veel ellende, ook bij zijn eigen politie-maten, vooral als ze van buiten Amsterdam kwamen. Die collega’s zaten vol veroordelen en hadden bijvoorbeeld nog nooit een zwart mens gezien, laat staan aangeraakt. Maar ook in Amsterdam en omstreken waren er heel weinig agenten die in de Bijlmer wilden werken.
Gliphoeve ging naar zijn overtuiging kapot aan de drugs. Hij had in de flat veel vrienden, die aan de coke en/of heroïne waren en later crack. Andere landgenoten zaten in de drugshandel, van bijvoorbeeld ook nephasj, ‘koffers vol’, en niet weinigen van hen gingen eveneens aan de spuit. Er waren ook woningen waar je tegen betaling met velen kon gebruiken. Weer anderen verdienden geld door de door hen daarvoor gekraakte woningen te slijten aan nieuwkomers, die op Schiphol arriveerden.
In de jaren ‘83-’84 besloot de politie een grote opruiming te houden. Peter en z’n team arresteerden in een jaar 268 handelaren. Peter concludeert, dat de Surinamers even beroerd werden opgevangen als voor hen de Molukkers.