Deze week gaan we in op de zin waarmee vrijdenker Jean-Jacques Rousseau zijn essay Het maatschappelijk verdrag opent: “De mens wordt vrij geboren en overal is hij in ketenen.” Als wij vanaf onze geboorte overgeleverd zijn aan het bewind van ouders en andere wethouders, waar blijft dan onze vrijheid? En zijn ketenen altijd koude, onbuigzame boeien of zijn sommige ketenen stiekem warme banden? Laat de grote woorden vrijelijk vloeien!
Heb je een verdiepende gedachte over deze aflevering of weet je nog een filosofisch citaat dat wij écht moeten bespreken? Stuur dan gauw een e-mail naar onwijs.diep@protonmail.com