Ko van Huisstede: Zo te zien werkt het netjes. Even openmaken. We staan nu bij eenzelfde meetapparaat als we daarnet bij Assendelft gezien hebben, in de Korremof bij Ankeveen. Dit is een half-natuurlijke vegetatie. Er liepen ooit koeien hier. Er zit hier veen. De veenlaag is hier veel dunner. Het is hier ook heel onregelmatig. Dit is vroeger een petgat geweest. Hier is ooit turf gestoken, en later is dat onder water gezet en is het weer dichtgegroeid. Dit is eigenlijk nieuw veen wat hier ontstaan is.
Inge Diepman: Hier meet je dan ook heel anders?
Ko van Huisstede: Ja, hier meten we ook anders, want het is een andere vegetatie. De grondwaterstand is veel hoger. Je ziet hier overal water staan tussendoor. Hier moet je dus ook rekening houden met methaan. Methaan is een broeikasgas dat ongeveer 28 keer zo sterk als CO2 op een termijn van 100 jaar, en dus een veel sterker broeikaseffect heeft. Dat komt uit moerassige bodems, uit mest en uit koeien. Dus daar moet je ook rekening mee houden, dat je hier wat meer methaan hebt. Het valt hier overigens reuze mee, blijkt uit de metingen. Hier is het natuurlijk belangrijk dat het model methaan goed kan simuleren, de methaanflux. Je hebt hier dus echt methaan-metingen voor nodig, behalve--
Inge Diepman: Maar dat is moeilijk, toch? Het vangen van methaanflux?
Ko van Huisstede: Tegenwoordig niet meer. Toen ik hiermee begon was dat echt een klus. Toen moest je monstertjes met een injectiespuit omhoog halen. Dat moest naar het lab, en dan moest het daar geanalyseerd worden met een gaschromatograaf, een groot apparaat. Tegenwoordig heb je apparatuur gebaseerd op lasers. Ik kan hem zo laten zien. Het is een heel klein kastje.
Inge Diepman: Oké, doe hem even open.
Ko van Huisstede: Die meet methaanflux. Je kan hier ook de resultaten zichtbaar maken. .
Inge Diepman: We staan op een plank, midden in drassig veld.
Ko van Huisstede: Even de sleutels pakken, dan zal ik de kast even openmaken. Kijken of ik de goede sleutel heb.
Inge Diepman: Het is altijd de laatste.
Ko van Huisstede: Het is altijd de laatste ja. Dat zal je altijd net zien.
Inge Diepman: Maar er gaat een kamer dicht.
Ko van Huisstede: Dit hier is de elektronica die alles aanstuurt.
Inge Diepman: De leek ziet alleen een toetsenbord en daaronder heel veel aansluitingen.
Ko van Huisstede: En toetsenbord en een klein computertje, een Raspberry Pi, en een luchtpomp om luchtcirculatie te regelen.
Inge Diepman: We zien de aanwijzingen kamer één, twee, drie en vier.
Ko van Huisstede: Ik moet daar even de iPad pakken. Dat gele kastje is de gas-analyser. Die analyseert CO2 en methaan, dat doet hij één keer per seconde. Dat is een enorme prestatie, dat konden we 20 jaar geleden niet.
Inge Diepman: Je doet even de iPad aan. Hoe voorspelbaar zijn eigenlijk nu al de metingen? Kom je nog veel onzekerheden tegen?
Ko van Huisstede: Ik had verwacht op basis van eerdere ervaring dat hier best wel veel methaan uitkomt, maar dat valt eigenlijk wel mee. Je ziet dat het concentratieverschil zit in de orde van tienden ppm.
Inge Diepman: Kun je daarmee ook weer het model aanscherpen?
Ko van Huisstede: Zeker. Eén van de dingen die je hiermee kunt doen, is het model kalibreren op bepaalde types vegetatie. Ga je dit neerzetten op de lisdodde daar verderop, dan komt er meer methaan uit. En riet nog verderop, daar komt nog veel meer methaan uit. Al die planten hebben verschillende eigenschappen wat betreft het transport van methaan. Riet bijvoorbeeld gooit 's morgens vroeg alles eruit. 's Morgens vroeg, als het licht wordt, gaat de CO2 omlaag, gaat hij fotosynthese doen, en gooit hij ook meteen alle methaan eruit.
Inge Diepman: En lisdodde?
Ko van Huisstede: Lisdodde doet het veel meer geleidelijk over de dag.
Inge Diepman: Wat kun je met deze gegevens?
Ko van Huisstede: Dat is eigenlijk allemaal nog een beetje nieuw, dat je dit soort verschillen ziet. Twintig jaar geleden kon je dit gewoon nog niet meten.
Inge Diepman: Zullen we even naar de lisdodde en het riet lopen?
Ko van Huisstede: Ik doe hem even dicht.
Inge Diepman: Dan gaat de grote groene kist weer dicht, de iPad gaat uit, terwijl ondertussen de vier kamers wisselend open- en dichtgaan.
Ko van Huisstede: Hier staan de rietstengels. Je ziet dat hier ook lisdodde tussen staat, die houdt van dezelfde omstandigheden. Die is een beetje opdringerig. Maar er staat hier ook heel veel riet, dat begint nu pas een beetje te komen. Lisdodde gaat veel harder. Je ziet dat het riet nu ongeveer op de helft van de lengte te komen van de lisdodde, maar hij gaat er op een gegeven moment wel bovenuit.
Inge Diepman: Het is nu begin mei.
Ko van Huisstede: Het is nu begin mei, inderdaad, dus dat gaat toch niet zo hard.
Inge Diepman: Wat is belangrijk voor jouw model?
Ko van Huisstede: Dit soort verschillen tussen hoe snel die planten groeien en hoe snel ze reageren op de temperatuur, zijn heel belangrijk voor het model. Want dat betekent ook dat op een ander moment die methaanemissie op gang komt. Die lisdodde staat hier nu al volop methaan uit de grond te puffen, terwijl dat riet nog maar net begint. Als je in het volle groeiseizoen zit, staat dat riet behoorlijk hoog, en dan zie je dus dat er, althans op deze locatie, veel meer methaan uit het riet komt dan uit de lisdodde. Dit is wel leuk, hier je zie je methaan als bellen omhoogkomen. Dat maakt het meten ook zo lastig.
Inge Diepman: Waarom?
Ko van Huisstede: Dit soort verstoring, doordat je hier loopt, moet je zien te voorkomen, want anders beetje veel te veel methaan. Overigens zit dat transport via bellen ook weer in het model, want dat gebeurt ook. Dat zie je ook in de metingen, af en toe zie je ineens: de methaan schiet omhoog ineens, dan is er een belletje uit gekomen. Die belletjes zijn allemaal methaan.
Inge Diepman: Kom maar, Ko!
Ko van Huisstede: De andere teelt die hier nog is, ligt wat verderop, ik weet niet of we daar naartoe moeten lopen. De andere teelt is veenmos, sfagnum. Het leuke van veenmos is dat het symbiose heeft met methaan-etende bacteriën, methanotrofe bacteriën, die methaan omzetten in CO2. Dat wordt dan weer direct opgenomen door de plant. Dus uit een veenmosvegetatie komt vaak heel weinig methaan.
Inge Diepman: Dat zie je ook in de metingen.
Ko van Huisstede: Dat zie je heel goed in de metingen. Hoe voedselarmer de bodem is, des te minder methaan, vaak. We staan hier nu bij een hoop riet- en lisdodde-afval van de oogst van deze winter. Als het goed is, is dat een heel mooie illustratie van hoe goed isolatiemateriaal dit is. Je kunt je voorstellen, al die luchtkanaaltjes maken dit heel goed isolatiespul. Daar kun je platen van maken en gebruiken voor isolatie van een huis. Ga nu eens even kijken, er is toen een heleboel sneeuw en ijs meegekomen tijdens die oogst, en een hele hoop is hier neergelegd. Met een beetje geluk... Een paar weken geleden zat hier nog ijs in. Even graven. Ja, kijk eens!
Inge Diepman: Heel veel! Hele klompen ijs!
Ko van Huisstede: Hele klompen ijs. Dit is dus van februari. Die hoop is wel een stuk kleiner geworden, want er is natuurlijk wel ijs gesmolten, maar dit spul isoleert zo vreselijk goed. Waarschijnlijk zit het er in juni nog in.
Inge Diepman: Heeft dat effect op gegevens in jouw model?
Ko van Huisstede: Ja. Veenbodems bestaan voor een groot deel uit plantenafval, organische stof.
Inge Diepman: Zoals je dat hier nu in je hand hebt.
Ko van Huisstede: Zoals ik nu in mijn hand heb, en mossen, enzovoort. Dat heeft dus ook een hele eigen specifieke manier van warmte geleiden. Dat moet je in je model verwerken. Die warmtegeleiding in veenbodems gaat helemaal niet zo snel. Dat is in het model weer van belang voor de bacteriële omzetting van het materiaal, omdat bacteriën heel snel reageren op meer warmte. Dan gaat ze veel harder werker, dan gaan ze feestvieren.
Inge Diepman: Ze gaan feestvieren! Zo, we gooien het weer even dicht. Het ijs verdwijnt op deze manier. Zitten er zowel anaerobe als aerobe bacteriën in je model, in je computer?
Ko van Huisstede: Ja, beide groepen bacteriën zitten in het model. Van de anaerobe alleen de methaanbacteriën, en verder zitten er aerobe bacteriën in die het veen afbreken. En er zitten bacteriën in die methaan afbreken. Dus je moet in een model rekening houden met het feit dat er bacteriën zijn die methaan afbreken, en dus ook een deel van die methaan die in de natte bodem gevormd wordt voordat het de atmosfeer bereikt.
Inge Diepman: Er zit al ongelooflijk veel in dat model. We weten zoveel meer dan in de tijd dat jij student was, en toen al interesse had in broeikasgassen. We weten nog niet alles. Wat weten we nu, waar we in 2030 echt heel veel aan hebben als het gaat om jouw model?
Ko van Huisstede: Ik denk dat we met zo'n model beter in de vingers gaan krijgen wanneer en onder welke omstandigheden het veen het hardste afbreekt en er de meeste methaan en CO2 uitkomt. En onder welke weersomstandigheden, waarmee we dus ook het effect van klimaatverandering op die methaan- en CO2-uitstoot kunnen gaan modelleren.
Inge Diepman: En dan nemen we de natte teelten, zoals de groot en de kleine lisdodde en het riet, het landschap waar wij nu in staan, daarin mee.
Ko van Huisstede: Ja, inderdaad, dat kun je daarin meenemen. Je kunt gaan kijken of die maatregelen echt de hoeveelheid broeikasgassen reduceren.
Inge Diepman: Je kan nooit met pensioen, Ko!
Ko van Huisstede: Er zijn steeds meer mensen bij het project betrokken die het lekker van me kunnen overnemen op een gegeven moment!