Studio Veenweide | De Veldreportage - S0 / E12

Broeikasgassen meten vanuit het vliegtuig

Inge Diepman: We zijn net door een wirwar van vliegtuigen gelopen naar deze hangar en deze ziet er toch wel iets anders uit.

Ronald Hutjes: Ja, dat is geen standaard vliegtuig, wat je misschien wel ziet. Het grootste verschil is eigenlijk dat de propeller achter zit.

Inge Diepman: Ja, laten we er even naartoe lopen.

Ronald Hutjes: Bij veruit de meeste vliegtuigen hebben we natuurlijk de propeller op de neus zitten, maar als je bij ons kijkt hebben we een speciale neus met de nodige apparatuur. De belangrijkste apparatuur zit voorop en dat moet niet storen met de motor met propeller samen, dus die hebben we uit elkaar getrokken en vandaar dat we dit speciale toestel hebben. Het tweede wat niet normaal is, is dat we als passagier en piloot achter elkaar zitten. In de meeste vliegtuigen die je ziet zitten ze naast elkaar.

Inge Diepman: En waarom is dat?

Ronald Hutjes: Dat heeft verder geen speciale reden, dat hoorde toevallig bij dit model.

Inge Diepman: Daar gaat een collega de lucht in.

Ronald Hutjes: Ja.

Inge Diepman: Laten wij ondertussen even naar de kap lopen en die eraf halen.

Ronald Hutjes: Ja. Dat gaan we eerst maar even doen.

Inge Diepman: De kap gaat van de neus. Zie je dan ook al onomiddelijk het meetinstrumentarium?

Ronald Hutjes: Ja. Het eerste wat je ziet is de 'gas analyser'. Dit is het instrument wat de CO2 meet, het onderzoeksdoel van het hele NOBV project. Dit ding meet CO2 concentraties.

Inge Diepman: Hoe ziet het eruit?

Ronald Hutjes: Het is een open pad censor dus eigenlijk is het een lichtbronnetje aan de onderkant en aan de bovenkant een sensor. De hoeveelheid licht die geabsorbeerd wordt door het CO2 is een maat voor wat er in de lucht zit aan CO2. Dat meet die wel 50 keer per seconde, dat is heel vaak. Alle instrumenten worden 50 keer per seconde uitgelezen omdat natuurlijk het vliegtuig vrij snel door die lucht beweegt, en als we alle variaties willen mee meten moet dat heel snel.

Inge Diepman: Maar dan meet die misschien ook wel CO2 wat die niet moet meten.

Ronald Hutjes: Een enkele keer gebeurt dat, als er een brandje op de grond is, bijvoorbeeld. Er wordt riet gebrand, in het veenweidegebied bijvoorbeeld, dat heb je wel eens bij Rouveen in de buurt. Als er riet wordt gebrand, dan vlieg je door rookpluim en dat zie je direct. Ja, dat zie je direct.

Inge Diepman: En dat corrigeren jullie achteraf?

Ronald Hutjes: Ja, dat schrijven we dan op en achteraf knippen we dat stukje ertussenuit.

Ronald Hutjes: Dit is meest lullige instrumentje wat we hebben: een heel kleine thermokoppeltje, een thermometer, maar die is extreem belangrijk. Als dat ding kapot is hoeven we eigenlijk niet te vliegen, want die bol hier voorop, die meet de windsnelheid in drie richtingen. Maar doet die door luchtdruk te meten en om luchtdruk om te kunnen rekenen naar wind moet je ook de temperatuur weten. Luchtdruk is ook afhankelijk van temperatuur. Dus dat is het meest kwetsbare, meest simpele instrumentje wat we hebben, maar eigenlijk is het de kern van het hele meetsysteem.

Inge Diepman: Dan lopen we naar een tweede groep.

Ronald Hutjes: Ja, als je dan achterop de vleugel kijkt. Even eronderdoor.

Inge Diepman: Onder de vleugel door, bukken!

Ronald Hutjes: Kijk, dit vliegtuig heeft een hoge staartvleugel zoals je ziet, aan beide kanten hangt een sensor die de hoeveelheid zonnestraling meet. De één is meer voor de energie en de andere alleen voor het deel wat door planten wordt opgenomen. Want het probleem bij dit soort metingen, eigenlijk bij alle metingen die we in NOBV doen is dat wij de netto CO2 uitwisseling meten. Maar deels komt dat uit de bodem: de afbraak van het veen, maar deels ook van de vegetatie zelf: het gras en dergelijke neemt het op. En een CO2 opname van vegetatie wordt vooral gestuurd door licht. Als het licht is, dan begint het te groeien en dan begint het suiker te produceren. Dus het is heel belangrijk om die hoeveelheid zonneschijn ook mee te nemen. Daar zitten nog wat meer instrumenten, dat is de derde groep instrumenten. Die zitten daar onder de passagiersstoel. Een deel kijkt ook door de bodem naar beneden, naar het grondoppervlak.

Inge Diepman: En waar zit dat?

Ronald Hutjes: Dat zit hieronder, dan zal je echt even op de knieën moeten. Een speciaal gat in de romp, waardoor een aantal instrumenten naar beneden kunnen kijken. Dat is bijvoorbeeld een instrument om de oppervlaktetemperatuur te kunnen meten. We hopen binnenkort daar ook een camera te kunnen plaatsen die continu vegetatie-opnames maakt. Dit is verder niet beeldvorming, het is alleen maar een puntmeting. Er zit nog wat speciale apparatuur in voor de piloot, want het andere speciale waarom we dit vliegtuig hebben: we vliegen heel laag. We vliegen maar op 60 meter, 200 voet zoals dat in vliegtuigjargon heet, dus die piloot moet wel heel goed weten hoe hoog die precies zit, boven obstakels, boven een hoogspanningsleiding of een bosje, of een boerderij of iets dergelijks. Dus die heeft ook nog een extra hoogtemeter die preciezer is dan wat er normaal in een vliegtuig zit, omdat we zo laag vliegen.

Inge Diepman: Indrukwekkend, maar dan denk ik ook gelijk: waarom niet gewoon een drone? Die zijn tegenwoordig zo ontwikkeld!

Ronald Hutjes: Ja, dat kan ik me goed voorstellen, maar kijk, een drone heeft een grote beperking. Want een drone kan een kwartiertje in de lucht blijven, een hele grote misschien een half uurtje, en daar doe je een paar veldjes mee en wij vliegen honderden kilometers. Wij vliegen gewoon het hele Friese veenweidegebied in één dag. Dan hebben we 400 kilometer gevlogen, of zo. Dan heb je dus een veel groter gebied, dan kun je echt de hele gradient, bijvooarbeeld in veendiktes of veendieptes die je in dit gebied vindt, daarmee coveren. Dat kan je met een drone nooit, dan blijf je op één veldje beperkt. Dat is het grootste verschil eigenlijk.

Ronald Hutjes: We openen de cockpit. Zoals je ziet: twee stoelen achter elkaar. De voorste is voor de piloot. In principe kan de passagier ook sturen: alle instrumenten zitten ook achter. Al heeft die een beetje slecht zicht op de echte aeronautische apparatuur. En onze eigen apparatuur zit onder de stoel, dus dat zal ik zo eventjes blootleggen, dan kan ik daar ook even wat over vertellen. Het leuke van dit soort kleine vliegtuigjes: het is allemaal redelijk low-key. Dus je haalt gewoon de ruit eruit als je ergens bij wilt. Waar zit die nou?

Inge Diepman: Het is maar een akelig dun plastic ruitje!

Ronald Hutjes: Het is maar een heel simpel plastic ruitje, ja!

Inge Diepman: Wat zien we onder de stoel?

Ronald Hutjes: We klappen hem o. Hier zitten dus nog een paar instrumenten die door dat gat waar we het daarnet over hadden door de bodem naar beneden kijken. Dit is een hoogte meter voor hele precieze hoogtemetingen voor de piloot. En de tweede is die oppervlaktetemperatuur, binnenkort hopen we daar een camera te kunnen plaatsen om heel goed de vegetatie op te nemen. En de belangrijkste is eigenlijk de computer die alles registreert. Je begrijpt wel, met een stuk of 20 instrumenten die allemaal op vijftig keer per seconde worden gemeten, daar komen heel veel gegevens af. Dus je hebt echt wel een computertje nodig om dat allemaal op tijd vast te leggen, en zodat we het later kunnen analyseren.

Inge Diepman: En daar zit je dan bovenop als onderzoeker.

Ronald Hutjes: Daar zit je dan als onderzoeker bovenop.

Inge Diepman: Dat is goud!

Ronald Hutjes: Nogal.

Inge Diepman: De stoel kan terug, want je kan er op.

Ronald Hutjes: Ja, die gaat weer terug.

Inge Diepman: Het vliegtuig wordt naar buiten gereden vanuit de hangaar, klaar gemaakt voor de vlucht naar Rouveen. Ronald gaat als enige mee met de piloot, want er kan er maar één mee. Ik zal hem mijn apparatuur geven en hij geeft ons een beschrijving van wat hij ziet als onderzoeker, vanuit de lucht van het gebied rondom Rouveen. Zijn observaties gaan dan weer mee met alle meetgegevens die de apparatuur ons gaat geven na de opname.

Ronald Hutjes: Vol gas voor take-off. We zijn hier net opgestegen van vliegveld Hilversum en we zien hier gelijk een veenweidegebied direct onder ons. Kletsnat gebied, het zit tussen Hilversum en de Vinkeveense plassen ingeklemd. We klimmen nu naar 1000 voet. Dan gaan we richting noord, langs de randmeren naar Zwolle, om van daar echt de meetvlucht te beginnen. We vliegen nu langs het randmeer ten noorden van Amersfoort, richting Nijkerk. Eigenlijk hebben we daar ook een stukje veenweidegebied waar we verder op dit moment geen metingen doen. De zogenaamde Arkemheen Polder, ook weer een prachtig gebied. Kletsnat, mooie natuur, wellicht al in de toekomst gaan ze daar ook metingen doen. We naderen nu zo ongeveer de westkant van Zwolle. Daar dalen we af. Onze meethoogte is circa 200 voet, dus slechts 60 meter, om zo goed mogelijk de metingen te kunnen doen en echt de emissies van CO2 van het oppervlak te kunnen meten. Als we dan op meethoogte zijn geef ik een signaaltje aan de computer dat we zover zijn, dan kunnen we dat later makkelijk terugvinden in de metingen.

Ronald Hutjes: We zitten nu op meethoogte. We hebben uitstekend zicht op alles wat er onder ons gebeurt. Het is nog goed te zien dat het de afgelopen dagen erg nat is geweest. Op veel velden staan nog flinke plassen. De sloot staat natuurlijk altijd vrij hoog en het feit dat het zo nat is, is nog wel weer speciaal voor deze vlucht. Het is een prachtig gebied. We naderen nu de samenvloeiing van de Overijsselse Vecht en het Zwarte Water. Een paar weken geleden was het nog echt kletsnat, toen stond dat helemaal onder water. Nu ziet het er iets droger uit. Maar het is wel duidelijk waarom dit de Nederlandse wetlands heten.

Ronald Hutjes: We vliegen nu over de Olde Maten, een natuurgebiedje ten oosten van Zwartsluis. We vliegen nu vrijwel recht over de locatie bij Rouveen. Daar komt de meetlocatie al in zicht. We zien een weiland ingeklemd tussen een paar sloten met ook twee meetplots, vanuit de lucht heel goed te zien. Met het vliegtuig zijn we daar natuurlijk in een oogwenk overheen, maar we meten deels precies dezelfde variabelen als op de grond, waardoor we straks de metingen van het vliegtuig mooi kunnen terugkoppelen naar de metingen op de grond. Eenden onder ons. We naderen zo dadelijk Meppel. Dat is een beetje het eind van het meettransect. Dan hebben we een stuk of 20 lijnen gevlogen, allemaal ongeveer zuidoost naar noordwest georiënteerd. Het is bijna het eind van het transect, we stijgen zo dadelijk weer op naar 1000 meter voordat we terugkeren richting vliegveld Hilversum.

Over Studio Veenweide | De Veldreportage

Studio Veenweide | De Veldreportage