Bert de Groot: Ik zit hier op de boerderij van mijn vader, opa en overgrootvader. Ik ben hier geboren en als jong kind opgegroeid met de melkbussen. Dat was toch wel het belangrijkste verdiencapaciteit van mijn vader: melk in bussen afleveren aan de weg.
Inge Diepman: Dit zijn de twee melkbussen. Hoeveel had hij er?
Bert de Groot: Wij hadden er eigenlijk twaalf; zes voor de ochtend en zes voor de avond aan de weg. En 's winters werden ze maar één keer opgehaald en dan moesten we ze in gewoon slootwater koelen, want dan konden ze 's ochtends opgehaald worden.
Inge Diepman: En het was toentertijd volgens mij zo dat je naar het aantal melkbussen keek dat je aan de weg had staan.
Bert de Groot: Ja, het was een beetje een competitie aan deze straat 's Gravensloot. Er zaten toen twaalf achtjarigen, nu nog twee en die keken bij de buren hoeveel bussen staan er aan de weg; en kan ik iets meer? Nou, dat was ook de sport en later is die helemaal omgezet in de snelle controle om te kijken: welke koe geeft het meest?
Inge Diepman: Maar dat is eigenlijk ook het verdienmodel wat men in die tijd had.
Bert de Groot: Mijn vader had 35 melkkoeien en 20 zeugen, daar kwam eigenlijk maar heel weinig geld van binnen. Maar er was ook maar heel weinig geld nodig. Want zowel mijn vader als moeder en wij als kinderen op de lagenschool moesten meehelpen met melken, er was geen tijd om geld uit te geven. Eten dat was er. We hadden melk, vlees, een groentetuin en dus ook aardappels. En op vakantie gaan hadden we ook geen tijd voor. Het leefde dus eigenlijk heel circulair op de boerderij. Wat de minister nu zegt, dat moet gebeuren! Dat was wat we vroeger deden. Alleen dat is niet meer van deze tijd.
Inge Diepman: Nee, van deze tijd is boer Bert, dat ben jij. Niet alleen jij, maar zo heet ook het bedrijf. Zullen we eens even doorlopen. Is dit het episch centrum van dat bedrijf?
Bert de Groot: Ja, dit is het centrum. Hier komt alles samen. Het is aan de achterkant van de boerderij; daar zie je een kantine, een winkel, een zorgboerderij voor ouderen, paardenstallen en recreatiehutten.
Inge Diepman: Ik zie de nodige kinderen hier voorbij hollen.
Bert de Groot: Ja, die logeren hier in een paar nachten om het te beleven.
Inge Diepman: We lopen nu naar de boerderij-shop. Dat is wel een bekend fenomeen voor veel agrarische ondernemers.
Bert de Groot: Ja, met name mijn schoondochter vond het een heel mooi idee om ook echt de producten te verkopen aan de mensen dichtbij. En eigenlijk is het idee vooral ook eigen producten.
Bert de Groot: Gaan we even naar de kast met allerlei soorten boer-Bert-bier. Dat is heel lekker bier. We hebben tientallen smaken. Met name de lichte bieren vind ik lekker, de zware ben ik niet zo van, maar die worden ook gebrouwen. Is misschien ook leuk om te vermelden, we hebben ook wat kalmoes staan. Dus dan maken ze kalmoes bier. Wat kruiden uit het land probeer je dus ook in bier te doen. We hebben ook een keer grasbier geprobeerd, smaakt wel, maar daar moet nog iets aan gewerkt worden om die echt lekker te krijgen. Die geeft een wat groenige kleur.
Inge Diepman: Ja, geweldig om te horen Bert! Want je staat hier gewoon je eigen bier te promoten.
Bert de Groot: Ja.
Inge Diepman: Is dat wat de agrarische ondernemer nu moet doen?
Bert de Groot: Ik denk dat de agrariër eigenlijk met name moet kijken. Hij bezit grond, dat is zijn grootste bezit en macht en hij onderhoudt al eeuwen het Nederlandse landschap. Ik denk dat de kunst is dat hij dat ook de komende eeuw kan blijven doen. Er verandert zoveel en er komen ook zoveel meer mensen hier in dit gebied. En hoe kan je dat dan voor elkaar krijgen om daar inderdaad een verantwoord verdienmodel op te vinden?
Bert de Groot: Dat is wel een uitdaging en dat ga je niet met een flesje bier winnen. Het koeien melken is, ondanks dat we tientallen takken doen, echt het hart van het bedrijf. Ik denk dat als je dat niet meer doet je een onderneming wordt die van alles doet. Dan ga je veel meer de financiële kosten en baten doen. Dus zonder koeien eigenlijk geen bedrijf.