Studio Veenweide | De Veldreportage - S0 / E03

Bodemmonsters steken in Lange Weide

Marit Hefting: We zijn hier lange weiden en we lopen richting de onderzoeksplot die hier ingericht gaat worden voor het NOBV, en daar gaan we dan bodemmonsters nemen die we daarna in het lab gaan bemeten om de microbiële samenstelling te bepalen.

Inge Diepman: Wat is het verschil tussen beestjes en micro organismen? Want het gaat hier niet om de beestjes.

Marit Hefting: Het gaat hier niet om de beestjes die het veen afbreken. Die zullen hooguit de organische stof in wat kleinere stukjes breken en de micro-organismen, dat zijn de de-composers die breken het veen af tot aan CO2. Natuurlijk omdat we geïnteresseerd zijn in de broeikasgasemissies willen we juist kijken naar de afbraak door micro-organismen.

Inge Diepman: Prachtig veenweidegebied.

Marit Hefting: Ja, het is heel mooi en we hebben ook nog heel technisch weer, zoals dat heet.

Inge Diepman: Hoezo technisch weer.

Marit Hefting: De zon schijnt en je kan heel fijn werken in het veld op dit moment en de koeien staan hier voor ons in de wei te grazen en het gras is gemaaid dus het ruikt heerlijk.

Inge Diepman: Staan hier voor een hek. Dat moet even open.

Marit Hefting: We lopen hier in het weiland waar de onderzoeksplot ligt. Je ziet dat de koeien de bovengrond behoorlijk al hebben ingetrapt omdat het een zeer natte plot is. Je zakt behoorlijk weg. En dit veen, wat we hier zien, dat is bosveen en dat zullen we straks gaan zien wanneer we een boring zetten. Er zitten nog stukken hout in dit veen die onafgebroken zijn. Die zullen we terug vinden.

Inge Diepman: Ja, maar je kunt niet zeggen veen is veen, je hebt allerlei soorten veen.

Marit Hefting: Ja, je hebt allerlei soorten veen. Je hebt veen wat is ontstaan uit riet, ophoping van riet materiaal, ophoping van zeggen materiaal, dat heet carex veen, zeggen veen, en je hebt bosveen en dat is een ophoping van houtachtig materiaal. Daarnaast heb je natuurlijk nog wat je veel ziet in de hoog venen, het veen wat bestaat uit veenmossen en dat is slaggen, veenmos veen.

Inge Diepman: We gaan steken. Het lijkt alsof je een tent gaat opzetten en hele ouderwetse.

Marit Hefting: Een canvaszak, heel sterk allemaal. Dit zijn de verschillende boren die we meenemen naar het veld om veenmonsters te nemen. We hebben nu op dit moment drie type boren bij ons. Dat is een brede guts, een edelman boor en daar hebben we nog een folie sampler. We gaan in de eerste instantie de edelman boor gebruiken en als we diep genoeg zijn en als we echt het mooie natte veen tegenkomen dan kunnen we overschakelen naar de brede guts want dan krijgen we 'm het veen in, want anders dan lukt het niet. De bovengrond is altijd iets kleiiger en ook wat lastiger om in te komen. Aan het werk zeker!

Inge Diepman: Hoe lang moet het nu zijn?

Marit Hefting: Dit is de eerste boring dus we hoeven alleen nog maar de bovengrond te boren, dus dit is te kortste lengte die we hebben. Deze boor is 1.20, maar we hoeven echt alleen maar de bovengrond te monsteren. We zetten hem hierin, draaien een paar keer rond.

Inge Diepman: En nu haal je een monster eruit?

Marit Hefting: Monster eruit en dat is de bovengrond en de bovengrond is geoxideerd dat kan je zien doordat eigenlijk het veen is heel erg mooi en kruimelig. Je ziet dat je eigenlijk nog geen planstructuur herkent behalve dan de worteltjes maar die zijn van het gras wat er hier groeit, en die kommetjes daar zie je eigenlijk verder geen herkenbaar plantmateriaal. Ik kan nu aan deze korreltjes niet zien wat de oorsprong is van dit veen, dus het is helemaal geoxideerd, dat is met zuurstof erbij zijn de bacteriën bezig om dit af te breken. Dit is eigenlijk al ver afgebroken veen. Er zijn in veenbodem heel veel lagen te vinden met verschillende vegetatie die je daar vindt, dus verschillende veentypen vaak. Dus een beetje rietveen en dan weer een laag bosveen dat kan zich ook afwisselen maar waar wij in onze microbiële metingen vooral op focussen is dat we de bovengrond bemonsteren, waar de zuurstof eigenlijk altijd aanwezig is, waar zuurstofindringing heel normaal is.

Inge Diepman: Dat kun je ook zien, aan dat hoopje wat je op het gras hebt gelegd?

Marit Hefting: Ja, dat is echt mooi, duidelijk, geoxideerd veen. Daarnaast focussen we op de laag waar de grondwaterstand regelmatig wisselt, dus waar het geoxideerd is, maar ook waar condities optreden dat er geen zuurstof is. Dus dat wisselt in de tijd. Als het nat is, zit daar geen zuurstof en als het droger is, dan komt daar af toe zuurstof. Dan nemen we een monster van de diepste laag waarvan we eigenlijk zeker weten dat er geen zuurstof komt.

Inge Diepman: Dan gaan we nu dieper.

Marit Hefting: Nu dieper, ik doe er denk ik nog één bij. Dat is makkelijk.

Inge Diepman: Nog steeds met die edelman boor?

Marit Hefting: Met die edelman boor en dan ga ik proberen te gutsen.

Inge Diepman: Flink draaien weer in hetzelfde gat.

Marit Hefting: Wel altijd in hetzelfde gat. Ik haal het los, ik haal het eruit en bij het veen beschrijven kijken we dan naar hoe het veen eruitziet, of er nog plantenresten tegenkomen, of er kleuren tegenkomen, welke kleur het heeft?

Inge Diepman: Beschrijf dit eens.

Marit Hefting: Het is zeer sterk geoxideerd. Het is wel kleiig veen hier en ik zag net, maar dat zie ik nu niet meer, een ijzer vlekje, rondom de worteltjes komt er geoxideerd ijzer, dat is een soort roest, want die worteltjes die brengen die zuurstof naar binnen in die bodem en dan begint het daaromheen, begint het ijzer uit die bodem te roesten.

Inge Diepman: Wat we hier dus zien, willen we eigenlijk niet zien?

Marit Hefting: Ja, inderdaad, dit is de oorsprong van die broeikasgassen uit deze laag, deze geoxideerde lagen komt heel veel CO2 vrij en dat breekt continu af. Het is eigenlijk een soort front, want dat gaat steeds dieper. Dus het is niet zo dat het op een gegeven moment stopt als het op is, maar die veenbodem, die wordt steeds dieper gedraineerd en brandt eigenlijk helemaal op.

Inge Diepman: En waar is die microbiële gemeenschap nou het meest actief?

Marit Hefting: Die microbiële gemeenschap is het meest actief in die bovenzone. Daar zitten ook de meeste micro-organismen want daar is het meeste te eten, want die planten, het gras, wat er opgroeit, de wortels, die brengen ook vers koolstof in de bodem en die zorgen er voor dat er makkelijk enzymen kunnen worden geproduceerd, waardoor het veen ook makkelijker kan afbreken.

Inge Diepman: Nou is die een stuk groter. Bijna twee keer jou lengte.

Marit Hefting: Dus ik ga eventjes deze uitdaging aan of ik nu al kan gutsen en zo niet, dan moet ik nog wat verder met de edelman boor.

Inge Diepman: Je gaat er aan de hangen bijna!

Marit Hefting: Ik ga er zeker aan hangen, want anders dan krijg ik hem absoluut die bodem niet in. Ik weet niet hoe ver we komen met deze eerste slag. Ik ga hem er toch alvast maar even uithalen.

Inge Diepman: Hij komt eruit.

Marit Hefting: Ja, dat is echt nog maar een klein laagje.

Inge Diepman: Welke hulptroepen heb je nou uit die emmer gehaald?

Marit Hefting: Dit is een gutsmes en dit is een beetje zoutzuur. Over de guts snijd ik de bodem weg en dan kan je een heel mooi profiel zien van het veen. Dit is nog die geoxideerde laag en hier begint het veen al iets te veranderen. Zwart, bruin met wat zoutzuur kan je zien als dat gaat bubbelen of er kalk aanwezig is. Als er kalk aanwezig is, dan zie je dat een beetje bubbelen dan komt er namelijk ook CO2 vrij. De kalk, die wordt dan afgebroken. Dat reageert met het zuur. Dit is de eerste laag onder de wortelzone, en die monsteren we als geoxideerde veenlaag.

Inge Diepman: Die neem jij Laura straks mee naar het lab?

Laura: Ja, inderdaad. Die gaan mee naar de Universiteit Utrecht.

Inge Diepman: En die ga je onderzoeken?

Laura: Ja.

Inge Diepman: De guts wordt weer overeind gezet. Leeg. Er is een monster in een plastic zakje gedaan. Wat ga je nu doen?

Marit Hefting: Ik ga verder. Ik ga in hetzelfde gat weer verder boren om een bodemmonster te nemen en ik hoop dat ik nu weer wat verder in het veen kan komen.

Inge Diepman: Er zit nu bijna een meter guts in de grond. Nu begint het kracht werk, want nu moet 'ie er ook nog een keer weer uit. We zaten behoorlijk diep, want het grondwater was te horen.

Marit Hefting: Ja, we zitten nu op twee meter diepte. We hebben dus de diepste steek genomen en dit is de permanent gereduceerde zone waar we nu in zitten. Nou zelfde procedure, snijden hem af en we kijken naar het veen. Kijken wat we daar [onhoorbaar]. En dat betekent dus dat dit veen ook wordt afgebroken zonder zuurstof, en dat is dan met behulp van sulfaat wat in de bodem zit. Dus dit veen, dat ruikt naar rotte eieren, dat betekent dat die bacteriën daar actief zijn. Die zijn het aan het afbreken. Hier is een heel groot stuk hout, dat is gewoon nog in het veen helemaal aanwezig, is niet aangetast, en door de kleur kan je al zien dat dit elzenhout is. Dus elzenhout wat aan de basis heeft gestaan voor dit veen.

Inge Diepman: Dat vind je natuurlijk niet overal.

Marit Hefting: Nou in heel veel bosvijver vind je dus els en wilg. Dat zijn soorten die groeien onder natte condities, zie je ook hier achter, hebben we elsen en wilgen en dat was vroeger ook zo, alleen onder veel natuurlijke condities.

Inge Diepman: Waarom moeten we dit weten? Waarom moeten we dit kunnen identificeren?

Marit Hefting: Dat is goed om te identificeren om de botanische verschillen te snappen van het veen, zodat we ook weten waar het precies uit opgebouwd is. Bepaalde planten, die weren zich tegen herbivoren, tegen vraat, en daar maken ze allemaal gifstoffen, en die gifstoffen die zitten eigenlijk nog steeds in dat materiaal en die zorgen ervoor dat het materiaal minder makkelijk kan worden afgebroken. Het verschil is met wanneer we in rietveen en zeggenveen gaan monsteren. Dan zie je eigenlijk bijna tabakskleur veen, dat ziet er heel ongestoord uit. Dat zie je bijvoorbeeld in rouwveen, zie je heel mooi tabakskleurig zeggenveen, maar een bosveen dat bestaat eigenlijk uit de bladeren van die bomen en een beetje riet en zeggen er doorheen gemengd en het hout zelf en het hout blijft altijd of vrijwel intact. Je ziet grote stukken hout en takjes, maar dat plantmateriaal, dat breekt vrij snel af. Dus je hebt daar eigenlijk altijd een hele heterogene, hele gevarieerde profiel wat je kan meten in dit bosveen. Wat we ook doen, dat zal ik je laten zien, iedereen ons even. We bepalen ook de zogenaamde bulk density, dat is de dichtheid van het veen.

Inge Diepman: Wat haal je uit dat plastic zakje?

Marit Hefting: Dit is een stekertje, dat is ontwikkeld door iemand van fysische geografie bij de universiteit Utrecht.

Inge Diepman: Dat lijkt op een enorme grote USB-stick, de uiteinden van een USB-stick.

Marit Hefting: Ja, dat zou kunnen, maar het is heel zwaar materiaal. Het veen wat we net in een plastic zakje hebben gedaan, dat is eigenlijk een beetje verstoord en we weten daar niet precies van welk volume we hebben gemonsterd. We hebben gewoon een bepaalde laag uitgestoken die we verder in het lab gaan uitzoeken en waar de worteltjes uitgehaald worden. Maar wij willen het straks ook kunnen omrekenen naar oppervlakte. En dan wil je eigenlijk precies weten hoe los is dat veen, uit welk volume veen komen die monsters precies. Dus dan moet je een heel exact monster mee. Wat we doen is dit openmaken, steken, heel ruim oplepelen zodat we het monster verder niet verstoord wordt en dan snij je hem af.

Inge Diepman: Eigenlijk een klein taart vormpje.

Marit Hefting: Ja. Wat je dan doet is dat je hem dan uitdrukt, en dan heb je eigenlijk gewoon een heel mooi perfect veenmonster.

Inge Diepman: Dat gaat in een buis.

Marit Hefting: Met een heel perfect volume en dat drogen we in het lab. Dan weten we hoeveel water daarin zat. We weten hoeveel veen dat bevat, een bepaald volume, dus dat is de bulk density, en die bepalen we ook van iedere laag die we monsteren.

Inge Diepman: Dan hebben we ook nog de folie sampler.

Marit Hefting: Ja, we hebben de folie sampler en we hebben nu dat stekertje gezien om de bulk density, of de dichtheid van de bodem te bepalen in de diepere lagen, dat kan in deze brede guts maar de bovengrond, zoals je hebt gezien, die is heel moeilijk om te bemonsteren dus wat we daar doen, daar gebruiken we eigenlijk altijd een folie sampler voor.

Inge Diepman: Pakken we die er ook bij?

Marit Hefting: Ja zal ik die even laten zien, hoe we dat doen, en daarvoor gebruiken we een folie, het is niet voor niks een folie sampler.

Inge Diepman: En wat heb je in je hand?

Marit Hefting: Ja, dit is een boor met een soort bus er bovenop, aan de onderkant eigenlijk, en daar brengen we een plastic folietje in, die vouwen we een beetje, zodat het in die buis past, en dan draaien we er een soort snijkop bovenop. Zo die zit vast.

Inge Diepman: En dan ga je steken?

Marit Hefting: Dan gaan we daar een monster mee steken, dan krijg je een monster waarvan we het volume weten, en dat is dan van de bovengrond zodat we daar ook de dichtheid van het veen, van de bovengrond kunnen bepalenJa, want de leek zou zeggen het is toch allemaal hetzelfde veen wat je hier naar boven haalt.

Marit Hefting: Ja, het is allemaal hetzelfde veen, maar de dichtheid, er zijn compactere lagen en er zijn wat lossere lagen met heel veel poriën dus heel veel luchtruimtes daartussen en wat minder luchtruimtes er tussen.

Inge Diepman: En dat zegt iets over de processen die daar gaande zijn?

Marit Hefting: Ja, dat zegt ook iets over hoe makkelijk de lucht erin kan dringen, ook hoe makkelijk het CO2 eruit kan gaan en ook over hoeveelheid water die het kan bevatten. Dat doen we dan aan de bovenkant.

Inge Diepman: Volgens mij is de schoolekster boven ons heel blij als wij weggaan. Ik denk dat 'ie hier ergens een nest heeft.

Marit Hefting: Dus die is inderdaad met z'n alarmroep bezig, dus we moeten hem misschien maar even met rust laten.

Over Studio Veenweide | De Veldreportage

Studio Veenweide | De Veldreportage