Esther is ouder van een pleegkind. Toen zij voor het eerst moeder werd, is haar kind uit huis geplaatst. De zorg die zij haar kind kon bieden werd in twijfel getrokken, maar er werd op dat moment niet met haar over gesproken. Openheid over haar psychische kwetsbaarheid leidde niet tot begrip. Esther stelde zich na de uithuisplaatsing coöperatief op, werkte samen met hulpverleners en volgde cursussen. Maar de kans dat haar kind nog thuis zou worden geplaatst, werd steeds kleiner. Esther verloor het ouderlijk gezag, maar toch was haar kind en het moederschap voor haar reden voor haar bestaan. Bij het netwerkpleeggezin waar haar kind uiteindelijk geplaatst werd, heeft ze een goed gevoel. De pleegouders laten haar naast de omgangsregeling ook bij vieringen als Kerstmis en verjaardagen zijn. Inmiddels zijn ze zover dat ze in overleg met de pleegouders, jeugdbeschermer en pleegzorgwerker een rol kan spelen in de opvoeding, ter onderstuening van de pleegouders.
De pleegzorgbegeleider en jeugdbeschermer hebben met name contact met de pleegouders. De jeugdbeschermer, die ook voogd is, betrekt Esther niet automatisch maar alleen op verzoek. Esther, pleegzorgbegeleider Aline, jeugdbeschermer Sanne en pleegouder Jessica gaan in gesprek over de situatie. Hoe kijken ze naar de ervaring van Esther en wat leren ze daaruit?