Lezen: Daniël 6
We hebben in de themaweek over de mens tot nu toe gekeken naar:
Hoe God de mens de kroon van de schepping maakte
Hoe de mens de fout in ging
Hoe de mens bevrijding nodig heeft van de zonde
Wat de drie vijanden zijn van de mens
Het lijkt me mooi om deze week af te sluiten met een positief verhaal. En eigenlijk wil ik dat Bijbelverhaal ook voor zich laten spreken. Daarom geef ik alleen wat toelichting aan het begin.
We lezen zo direct uit het profetische Bijbelboek Daniël. Daniël was een Israëliet die in de zesde eeuw voor Christus samen met zijn hele volk werd meegenomen door de Babyloniërs. We weten uit de geschiedenisboeken dat dit een tactiek was van de Babylonische koningen om deze volken onder controle te krijgen en te voorkomen dat ze in opstand zouden komen.
Toch was het leven voor deze ballingen niet altijd slecht. Jonge, intelligente mannen bijvoorbeeld kregen een opleiding. Ze werden eigenlijk opgevoed door de Babyloniërs en daarna aangesteld als leiders en zelfs als gouverneurs over andere overwonnen volken.
Daniël was een belangrijke leider. Hij behoorde tot de Israëlieten die door de Babyloniërs werden benoemd op hoge posities. Waarom deden de Babyloniërs dit? De Bijbel vertelt het niet, maar historici hebben dit onderzocht.
Als de Babyloniërs een volk overwonnen en ze een lokale leider aanstelden, dan zou die misschien weer in opstand komen. Zouden ze een leider uit Babylon aanstellen, dan zou die wellicht meer weerstand oproepen. Maar een leider vanuit een ander overwonnen volk zat tussen die twee uitersten in.
In de val gelokt, maar trouw gebleven
Welke taken Daniël precies heeft vervuld, weten we niet. Maar hij had verschillende hoge functies. Uiteindelijk werden tijdens Daniëls leven de Babyloniërs verslagen door de Meden en de Perzen. Zij namen het koninkrijk over.
In het verhaal dat we gaan lezen, wordt ene Darius koning. Hij laat zich als een afgod vereren. Daniël is echter een inspirerend voorbeeld voor ons. Hij blijft God trouw, zelfs als hij in de val wordt gelokt.
Deze vragen wil ik je meegeven: wat leer jij van hem? Hoe zou je dat in het dagelijks leven kunnen toepassen? En: wat leer je hier over God?
Daniël 6
Darius de Mediër verkreeg het koningschap; hij was toen tweeënzestig jaar.
Darius ging ertoe over honderdtwintig satrapen over het gehele koninkrijk aan te stellen. Boven hen stelde hij drie rijksbestuurders aan, van wie Daniël er een was; aan hen moesten de satrapen rekenschap afleggen, opdat de koning geen schade zou lijden.
Daniël nu onderscheidde zich van de rijksbestuurders en satrapen door zijn buitengewone begaafdheid. De koning overwoog zelfs hem over het hele koninkrijk aan te stellen. Daarom probeerden de rijksbestuurders en satrapen in Daniëls bewind iets te vinden waarvoor ze hem zouden kunnen aanklagen, maar zij konden geen grond voor een aanklacht vinden of hem op een misstap betrappen, want hij was betrouwbaar en hij had nooit zijn plicht verzuimd of een misstap begaan.
Toen zeiden die mannen: ‘Met geen mogelijkheid zullen wij deze Daniël kunnen aanklagen, tenzij we iets zoeken dat verband houdt met de wet van zijn God.’
Daarop richtten de rijksbestuurders en satrapen zich tot de koning met een dringend verzoek: ‘Koning Darius, leef in eeuwigheid! Alle rijksbestuurders van het koninkrijk, stadhouders en satrapen, raadsheren en gouverneurs, zijn van mening dat er een koninklijk besluit moet worden uitgevaardigd waarin wordt vastgelegd dat eenieder die de komende dertig dagen een verzoek tot een god of een mens richt in plaats van tot u, majesteit, in de leeuwenkuil zal worden geworpen. Welnu, majesteit, vaardig dat verbod uit en stel het op schrift, zodat het niet veranderd kan worden, zoals geen enkele wet van de Meden en de Perzen kan worden herroepen.’ Hierop stelde koning Darius het verbod op schrift.
Toen Daniël hoorde van het besluit dat op schrift gesteld was, ging hij naar zijn huis. In zijn bovenvertrek had hij in de richting van Jeruzalem open vensters. Daar knielde hij neer, bad tot zijn God en prees Hem, precies zoals driemaal per dag zijn gewoonte was.
Maar toen drongen de mannen zijn huis binnen en troffen Daniël aan terwijl hij zich smekend tot zijn God richtte. Ze gingen onmiddellijk naar de koning en wezen hem op het koninklijk besluit: ‘Hebt u geen verbod op schrift laten stellen dat ieder mens die de komende dertig dagen een verzoek tot een god of een mens richt in plaats van tot u, majesteit, in de leeuwenkuil zal worden geworpen?’
De koning antwoordde: ‘Die verordening ligt even vast als elke wet van de Meden en de Perzen, ze kan niet worden herroepen.’ Toen zeiden ze tegen de koning: ‘Daniël, een van de Judese ballingen, slaat geen acht op u, majesteit, noch op het besluit dat u op schrift hebt laten stellen; driemaal daags verricht hij zijn gebed.’
Toen de koning deze beschuldiging hoorde raakte hij zeer ontstemd, en hij zon op middelen om Daniël te redden. Tot zonsondergang deed hij alles wat in zijn macht lag om Daniëls leven te sparen.
Maar de mannen drongen bij de koning aan en zeiden: ‘Bedenk, majesteit, dat geen verbod of besluit dat de koning heeft uitgevaardigd veranderd kan worden; het is een wet van de Meden en de Perzen.’ Hierop gaf de koning bevel Daniël te halen en hem in de leeuwenkuil te werpen.
De koning zei tegen Daniël: ‘Uw God, die u zo vasthoudend dient, zal u redden!’ Er werd een steen gebracht waarmee de opening van de kuil werd afgedekt, en de koning verzegelde die met zijn zegelring en met de zegelring van zijn machthebbers, om te verhinderen dat iemand iets aan Daniëls omstandigheden zou veranderen.
Daarna keerde de koning terug naar zijn paleis en bracht de nacht door zonder iets te eten; hij kon de slaap niet vatten, maar liet niets ter afleiding brengen. Vroeg in de ochtend, toen het licht begon te worden, stond de koning op en haastte zich naar de leeuwenkuil. Zodra hij in de buurt van de kuil kwam, riep hij Daniël met bedroefde stem toe: ‘Daniël, dienaar van de levende God, heeft uw God, die u zo vasthoudend dient, u van de leeuwen kunnen redden?’
En Daniël zei tegen de koning: ‘Majesteit, leef in eeuwigheid! Mijn God heeft zijn engel gezonden en de leeuwenmuilen gesloten. Ze hebben mij geen kwaad gedaan, omdat Hij mij onschuldig acht; maar ook u, majesteit, heb ik niets misdaan.’ De koning was bijzonder verheugd en hij beval Daniël uit de kuil te halen. Daniël werd uit de kuil getrokken, en hij bleek ongedeerd te zijn, want hij had op zijn God vertrouwd.
Toen gaf de koning bevel de mannen te brengen die Daniël hadden beschuldigd, en hij liet hen samen met hun kinderen en hun vrouwen in de leeuwenkuil werpen. Ze hadden de bodem van de kuil nog niet geraakt of de leeuwen stortten zich op hen en vermorzelden al hun botten.
Daarop schreef koning Darius aan alle volken en naties, welke taal zij ook spraken en waar ter wereld zij ook woonden: ‘Moge uw voorspoed groot zijn! Hierbij beveel ik iedereen in het machtsgebied van mijn koninkrijk diep ontzag te tonen voor de God van Daniël. Want Hij is de levende God, die bestaat in eeuwigheid. Zijn koningschap gaat nooit te gronde en zijn heerschappij is zonder einde. Hij redt en bevrijdt, geeft tekenen en doet wonderen in de hemel en op aarde; Hij heeft Daniël uit de klauwen van de leeuwen gered.’
Zo ging het Daniël voorspoedig onder het koningschap van Darius en onder het koningschap van Cyrus de Pers.