Bijbellezen met Jan - S04 / E23

S4, A12 De mens is de kroon van de schepping

Lezen: Genesis 1:26-31 en Genesis 2:7-25

In de eerste week van onze reis door de Bijbel hebben we gekeken naar wat het evangelie eigenlijk is. Evangelie betekent goed nieuws, en het goede nieuws is dat we niet langer schuldig zijn tegenover God, omdat Jezus in onze plaats is gestraft.

Je kunt het vergelijken met een zoon of dochter die zijn of haar vader heeft doodverklaard maar tot inkeer komt, teruggaat en weer in genade wordt aangenomen. Genade betekent dat hij of zij dat niet heeft verdiend, maar toch in ere wordt hersteld.

Het verhaal van de Bijbel is het verhaal van een vader op de uitkijk naar zijn verloren kind, het verhaal van een herder op zoek naar het verdwaalde schaap, het verhaal van thuiskomen op een plek waar je geliefd bent, zoals we in de tweede week zagen.

In de Bijbel staan veel teksten die vragen oproepen. Het kan zelfs zijn dat je je gaat afvragen of God wel echt liefdevol is. Het is dan ook niet gek dat je in de Bijbel veel mensen tegenkomt die aan God twijfelen. Hun worstelingen zijn onze worstelingen.

Deze week kijken we naar de rol van de mens in het verhaal van de Bijbel. Helaas is die niet altijd positief. Toch hoef je je daar niet door te laten afschrikken. Ja, een mens alleen is zwak, maar een mens met God kan de wereld aan. De boodschap van de Bijbel is dat we God nodig hebben.

Zullen we kijken naar de schepping van de mens en Gods oorspronkelijke plan voor ons? We lezen twee gedeeltes. Het eerste komt uit Genesis 1. Hierin schept God het universum, en als laatste creëert Hij de mens.

Het opvallende is dat Genesis 2 opnieuw vertelt over hoe God alles maakt. Het lijkt wel alsof er een tweede aarde komt. Dat is niet zo. De Bijbel vertelt in Genesis 2 het scheppingsverhaal opnieuw, maar dit keer ligt de focus van het verhaal op de mens. Daarom lezen we nu eerst een stukje uit Genesis 1 en daarna het stuk uit Genesis 2 dat over de mens gaat.

Genesis 1:26-31

God zei: ‘Laten Wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op Ons lijken; zij moeten heersen over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’

God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij de mensen. Hij zegende hen en zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’

Ook zei God: ‘Hierbij geef Ik jullie alle zaaddragende planten en alle vruchtbomen op de aarde; dat zal jullie voedsel zijn. Aan de dieren die in het wild leven, aan de vogels van de hemel en aan de levende wezens die op de aarde rondkruipen, geef Ik alle groene planten tot voedsel.’ En zo gebeurde het. God zag alles wat Hij had gemaakt: het was zeer goed. Het werd avond en het werd morgen. De zesde dag.

Heersen namens God

God zegt dus: ‘Laten Wij mensen maken’. Misschien vraag je je af waarom God in de wij-vorm spreekt. Dat is een nogal ouderwetse grammaticale regel. Je noemt dit koninklijk meervoud. Een koning mag bijvoorbeeld ook zeggen: ‘Wij, koning der Nederlanden’, terwijl het alleen over hemzelf gaat. Dit meervoud drukt de grootsheid van de persoon uit.

God kiest ervoor om mensen te maken naar zijn evenbeeld. Oftewel: ze moeten op Hem lijken. Ze moeten spiegels van Hem zijn. Nu heeft God geen lichaam, zoals jij en ik. Hij staat immers buiten de tijd, de ruimte en de materie. (Hij kan wel verschijnen in een lichaam.)

God is wel een levend wezen, maar geestelijk. De mens is lichamelijk, al heeft God ons ook een geest gegeven. Laten we daar nu niet te diep op ingaan. De vraag is: wat betekent het dat wij gemaakt zijn naar Gods evenbeeld?

Laten we weer even teruggaan naar het spiegelbeeld. Wij moeten God weerspiegelen. We moeten dus zijn zoals Hij is. We heersen namens Hem. In feite betekent dit dat God de mens hier benoemt als onderkoningen. God heeft alles gemaakt. Hij is de eigenaar en wij zijn de beheerders. Wij zijn Gods ambassadeurs.

Het mooie is dat God pas zegt ‘Het is zeer goed’ nadat Hij de mens heeft gemaakt. Niet prima. Niet keurig. Niet gewoon goed. Nee, heel goed.

Laten we kijken naar wat God nog meer over de mens zegt.

Genesis 2:7-25

Toen maakte de HEER God de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen.

De HEER God legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste Hij de mens die Hij had gemaakt. Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke vruchten. In het midden van de tuin stonden de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad.

(…)

De HEER God bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken. Hij legde hem het volgende verbod op: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.’

De HEER God zei: ‘Het is niet goed dat de mens alleen is, Ik zal een helper voor hem maken die bij hem past.’ Toen vormde Hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels, en Hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven: zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten.

De mens gaf namen aan al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren, maar hij vond geen helper die bij hem paste. Toen liet de HEER God de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep nam Hij een van zijn ribben weg, en Hij sloot het lichaam weer op die plaats. Uit de rib die Hij bij de mens had weggenomen, bouwde de HEER God een vrouw en Hij bracht haar bij de mens. Toen riep de mens uit:

‘Dit is ze! Mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees en bloed. Vrouw wordt zij genoemd, genomen uit een man.’

Daarom maakt een man zich los van zijn vader en moeder en hecht hij zich aan zijn vrouw, en zij zullen één lichaam zijn.

Beiden waren ze naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar.

De vrouw is Adams helper?

Voordat we gaan kijken naar de hoofdboodschap wil ik eerst wat misverstanden opruimen. In onze 21e-eeuwse oren klinken deze teksten namelijk nogal vrouwonvriendelijk. De man is blijkbaar als eerste geschapen en dus belangrijker. Omdat hij niet zo goed alleen kan zijn, bouwt God een vrouw voor hem. Daarvoor gebruikt hij een klein stukje van de man, namelijk zijn rib. En de rol van deze vrouw? Ze moet de man helpen. Ze is zijn assistent.

Als dit is wat de Bijbel wil overbrengen, dan zou dat niet best zijn. Gelukkig is de werkelijkheid veel positiever.

Ten eerste betekent het woord ‘Adam’ gewoon ‘mens’. In het begin schiep God de mens. Niet de man. Eén mens. Deze mens wordt pas man genoemd als God Eva heeft gemaakt.

Het Hebreeuwse woord voor ‘rib’ kun je ook vertalen met ‘zij’ of ‘zijkant’, en zelfs met ‘de helft’. Eva is dus niet gemaakt van een klein stukje van Adam. Zij is de helft van hem!

Het woord voor ‘helper’ is in het Hebreeuws ezer. Dit woord komt eenentwintig keer voor in het Oude Testament. Twee keer voor Eva, drie keer voor bondgenoten van het volk Israël en zestien keer voor God. God is Israëls ezer. Oftewel: hun bondgenoot, hun helper.

Eva is dus geen personal assistant van Adam. Zij is een levenspartner zonder wie hij niet kan. De opdracht om namens God te heersen geldt niet alleen voor Adam, maar ook voor Eva. Ze moeten het samen doen.

God kust ons tot leven

En weet je wat me zo raakt in de tekst die we hebben gelezen? Hoe intiem God te werk gaat bij het maken van de mens. Hij boetseerde de mens uit aarde en blies levensadem door de neus van de mens. Het is alsof God de mens tot leven kust.

Zo veel houdt God van ons. Hij kuste ons tot leven, Hij gaf ons elkaar als partners en bondgenoten, en Hij gaf ons de hele schepping. Onze opdracht is om namens God te heersen over de schepping en om alles en iedereen voor te gaan in de aanbidding van God.

Wij zijn gemaakt als de kroon op Gods schepping. Besef je dat ook? Wat doet dit met je?

Over Bijbellezen met Jan

Welkom bij de Bijbellezen met Jan-podcast. Mijn naam is Jan Heijnen. Ik ben auteur van het boek ‘De Bijbel in 1 Dag’ en oprichter van het platform Bijbellezen met Jan. Ik wil mensen zoals jou helpen met het lezen, begrijpen en geloven van de Bijbel.

In het eerste seizoen van de podcast bespreek ik in vogelvlucht alle Bijbelboeken. Deze afleveringen zijn gebaseerd op het boek 'De Bijbel in 1 Dag'. Het tweede seizoen staat in het teken van hoe je de Bijbel kunt lezen. Hierbij wissel ik solo-afleveringen af met gesprekken met gasten. 

Wil je ook met mij de Bijbellezen? Probeer dan eens een cursus of challenge. https://bijbellezenmetjan.nl/shop.