Jeremia is de profeet die na Jesaja kwam. Hij maakte de laatste veertig jaar van het koninkrijk Juda mee. Hij werd door God geroepen toen hij nog maar een jonge priester was. Het grootste deel van zijn leven moest hij nare boodschappen verspreiden over het aanstaande oordeel dat het zuidelijke rijk te wachten stond. Het noordelijke rijk bestaande uit tien stammen van Israël was al weggevoerd door de Assyriërs.
Toen God Jeremia riep, heerste koning Josia nog in Juda. Hij was de laatste goede koning, die ervoor zorgde dat de God van Israël werd aanbeden en geen afgoden. In de dagen van Josia rustte de zegen van God nog op het land en het volk. Na zijn dood ging het volledig bergafwaarts met Juda. Jeremia kreeg de ondankbare taak om de leiders en de mensen te waarschuwen voor de straf die zou komen. Hij riep op tot bekering maar slechts weinig mensen luisterden. Toch bleef hij klagen en daarom wordt hij ook wel de ‘klagende profeet’ genoemd.
God gaat niet over één nacht ijs
Veel mensen hebben moeite met de straffen van God. Of anders gezegd: waarom staat God dit toe of dat? Het boek Jeremia laat zien dat God niet over één nacht ijs ging. Hij had het volk via Mozes al gewaarschuwd wat er zou gebeuren als ze Hem zouden verlaten. De Judeeërs en Benjaminieten hadden gezien wat er gebeurd was met hun broeders en zusters in het noorden. Jesaja riep op tot inkeer en deze Jeremia nu ook. Maar de mensen luisteren niet. Jeremia wordt voor leugenaar uitgemaakt, zelfs gevangen gezet en gemarteld met stokslagen. Uiteindelijk, tot groot verdriet van de profeet, komen zijn woorden uit.
Babylon neemt in 597 voor Christus de macht over. Koning Sedekia mag namens de Babylonische koning Nebukadnessar regeren. Zo’n tien jaar later komt Sedekia in opstand en wordt Jeruzalem opnieuw belegerd. Het is onduidelijk hoelang dit precies duurde, maar na 18 of zelfs 30 maanden viel de stad en werden talloze mensen meegevoerd naar Babel. Jeremia wist dat het ging gebeuren en maakte het lijden bovendien mee, al ging hij niet naar Babylon. Hij werd ontvoerd door een groep mensen die naar Egypte vluchtte en stierf daar.
Het Bijbelboek Jeremia is geschreven door Baruch, een vriend, leerling en secretaris van Jeremia. God had Jeremia opdracht gegeven Zijn profetieën op te schrijven. Baruch voegde er ook verhalen over het leven van Jeremia aan toe.
Het verhaal begint met de roeping van Jeremia. Net als Mozes verzet hij zich tegen de opdracht die God hem wil geven. Hij vindt zichzelf nog te jong, maar God zegt hem dat hij voor niemand bang hoeft te zijn, want Hij zal hem terzijde staan en redden. Jeremia accepteert de missie en profeteert iedere keer als God hem dat vraagt.
Hij doet dat met bloemrijke taal. Zo wordt Israël vergeleken met een overspelige vrouw en de leiders worden corrupt genoemd. Door de afgoderij en gebrek aan integriteit is er veel onrecht in de samenleving. Weduwen, wezen, vreemdelingen en andere kwetsbare groepen worden uitgebuit en niet beschermd. Dat is een duidelijke overtreding van Gods wet. Er worden zelfs kinderoffers gebracht.
Naderend oordeel
Ondertussen gaat de tempeldienst gewoon door. Jeremia gaat naar de tempel en brengt Gods boodschap van een naderend oordeel.
‘Beter je leven, dan mogen jullie in dit land blijven wonen. Vertrouw niet op die bedrieglijke leus: “Dit is de tempel van de Heer!”,’ zegt Jeremia.
God is woest dat het volk denkt dat hen niets kan gebeuren en dat Zijn naam onteerd wordt. ‘Kijk maar eens naar wat Ik met het noordelijke volk heb gedaan’, zegt God. Hij draagt Jeremia op zijn hoofd kaal te scheren - een schande in die tijd - en het haar weg te gooien. Op diezelfde manier zal God zich ontdoen van Juda. Een leger dat komt uit het noorden zal de tempel verwoesten. Later wordt duidelijk dat het hier om Babylon gaat.
Inmiddels heeft Babylon een nieuwe koning gekregen, Nebukadnessar. In het eerste jaar van zijn regering laat God Jeremia aan de inwoners van Jeruzalem vertellen dat de Babylonische legers eraan komen en dat het volk zeventig jaar in ballingschap moet doorbrengen. Babylon is als een beker met wijn. De beker is tot de rand gevuld met Gods rechtvaardige woede vanwege alle misstanden, zonden en afgoderij.
Hoofdstuk na hoofdstuk vertelt Jeremia wat het volk te wachten staat. Maar de Babylonische opmars zou niet alleen een straf voor Israël zijn. Ook de omringende landen, die net zo min doen wat God van hen verlangt, zullen ten prooi vallen aan dit nieuwe wereldrijk.
Gedichten van hoop
Te midden van deze zwarte bladzijden uit de menselijke geschiedenis vinden we ook gedichten van hoop. God bevestigt aan Jeremia wat hij ook al tegen Mozes zei: dat Hij Zijn kinderen niet in de steek zal laten. Het volk zal uiteindelijk terugkeren. Er zal een nieuw verbond worden gesloten tussen God en mens. Uiteindelijk zal datgene gebeuren wat de wet niet voor elkaar kan krijgen: het hart van de mens wordt veranderd.
‘Maar dit is het verbond dat Ik in de toekomst met Israël zal sluiten – spreekt de HEER: Ik zal Mijn wet in hun binnenste leggen en Hem in hun hart schrijven. Dan zal Ik hun God zijn en zij Mijn volk. Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: “Leer de HEER kennen,” want iedereen, van groot tot klein, kent Mij dan al – spreekt de HEER. Ik zal hun zonden vergeven en nooit meer denken aan wat ze hebben misdaan.’ (Jeremia 31:33-34)
En ook:
‘De dag zal komen – spreekt de HEER – dat Ik de belofte die Ik het volk van Israël en Juda heb gedaan, gestand zal doen. Op die dag, in die tijd, zal ik aan Davids stam een rechtmatige telg laten ontspruiten, die recht en gerechtigheid in het land zal handhaven. Dan wordt Juda verlost en de inwoners van Jeruzalem zullen in vrede leven. En de naam van de stad zal zijn “De HEER is onze gerechtigheid”. Want dit zegt de HEER: Er zal altijd een nakomeling van David op de troon van Israël zitten en er zullen altijd Levitische priesters zijn die mij dienen, die brandoffers zullen brengen, graanoffers zullen opdragen en vredeoffers zullen bereiden.’ (Jeremia 33:14-18)
Er zal dus een Verlosser komen, een Gezalfde. En als Hij er is, dan zullen de andere volken de God van Israël als de enige ware God erkennen.
Voor het zover is, volgt eerst het oordeel over Israël en de omringende landen, uitgevoerd door Babylon. Dat God Babylon gebruikt, wil niet zeggen dat God hun geweld, hun misdaden en hun zonden goedkeurt. Integendeel. De koning van Babylon - zo blijkt later - ziet zichzelf ook als een gelijke van God. En dus zal God uiteindelijk ook Babylon oordelen. Later worden ze verslagen door de Perzen.
Aan het einde van Jeremia zien we hoe alle voorspellingen uitkomen en hoe Jeruzalem en de tempel worden verwoest. Het boek eindigt echter met vrijwel hetzelfde slothoofdstuk als 2 Koningen. Er wordt verteld hoe koning Jojachin van Juda, na 37 jaar gevangenschap, gratie krijgt van de koning van Babylonië. Deze afstammeling mag voortaan aan het hof wonen. En zo blijft de hoop levend.